You have to add to cart at least 5 bottles or any program to make checkout.
Gepubliceerd: April 28, 2017
Categoriën:
Overige onderwerpen
De liefdesverhouding van cannabis en de Amsterdam is de afgelopen decennia alleen maar inniger geworden. Of je nu cannabisliefhebber, part-time roker, of een antiwiet-burger bent, echt iedereen is bekend met de ganja-status van Amsterdam. Amsterdam wordt gezien als de cannabis-hoofdstad van Europa. De iconische High Times Cannabis Cup zag in deze heerlijke stad het levenslicht. Elk jaar werden er prijzen uitgereikt aan de beste zaden-banken, breeders en strains. Werkelijk duizenden toeristen bezoeken Amsterdam om er de heerlijke sfeer op te snuiven. Het van Gogh Museum, Het Achterhuis van Anne Frank, en bovendien de onovertroffen wiet die je er kunt vinden. En dat allemaal in die fascinerende stad. Overal in de stad zie je gelukkige mensen die er van de allerbeste toppen genieten. Ganjaliefhebbers kunnen hier gewoon een van de Amsterdamse coffeeshops binnenwandelen om er wat van die onovertroffen marihuanavariëteiten te kopen, zoals indica, sativa, Kush, hasj en zo verder. De Amsterdamse cannabiscultuur is een echt fenomenaal. Laten we de cannabis-geschiedenis van Amsterdam, en hoe deze spectaculaire stad zich tot de Europese cannabis-epicentrum ontwikkeld heeft, eens op ons gemak bekijken.
Het ontstaan van de moderne Amsterdamse wietcultuur voert ons terug naar de jaren '60. Met de opkomst van de psychedelica werden ook heroïne en opium steeds populairder. De Amerikaanse hippiecultuur van de jaren '60 had een grote invloed op het drugsgebruik in Nederland, maar ook de strenge anti-drugswetgeving uitgevoerd door de Nederlandse regering. In Nederland was de legale houding tegenover drugs tamelijk repressief.
Als gevolg van het landelijk stijgende aantal heroïneverslaafden besloot de Nederlandse regering zich op deze problematiek richten, en er wat aan te doen. In 1969 publiceerde het Openbaar Ministerie uitdrukkelijke richtlijnen om de wetshandhaving inzake hard-drugs tot prioriteit te stellen.
Hollanders gebruikten de term "gedogen", wat zoveel wil zeggen als, het mag niet, maar iedereen doet het toch, dus we kunnen ons beter ergens anders op focussen. Het vervolgen van cannabisgebruikers stond officieel nog wel op het takenlijstje van de politie, maar iedereen had er begrip voor dat de zwaardere misdaad meer aandacht kreeg. Wetshandhaving tegenover cannabisgebruikers en verkopers zou een verspilling van mankracht zijn ten opzichte van de aanpak van de heroïnehandel. In feite zou het aanpakken van de handel in cannabis een toename veroorzaken van het heroïnegebruik, omdat de straatdealers dan ook cannabis naast de opium en heroïne zouden kunnen gaan aanbieden. Daar zat de Nederlandse regering dus echt niet op te wachten.
In 1969 stelde de Commissie Hulsman voor dat drugsproblemen onder de algemene gezondheidszorg zouden vallen. Er werd voorgesteld dat de uitvoerders van de anti-drugswetgeving de specifieke effecten van een drug dienden te beschouwen in het licht van de persoonlijke, en algemene gezondheid. In deze context diende er een verschil gemaakt te worden tussen soft- en harddrugs. Vervolgens publiceerde de Commissie Baan in 1972 een rapport dat ervoor zorgde dat er een verschil gemaakt diende te worden tussen "onacceptabele drugs" ten aanzien van de persoonlijke gezondheid en "andere substanties" zoals cannabis. De Commissie verklaarde dat het nut van het criminaliseren van cannabis niet opwoog tegen de positieve effecten van deze pogingen. Dit zorgde ervoor dat cannabis niet langer als illegaal te beschouwd werd.
In het begin van de jaren '70 gingen veel blowers naar muziekoptredens en andere geschikte locaties om te roken. Vanwege het eerder vermelde verhaal over de aanpak van cannabisgebruik werd Mellow Yellow in 1972 de eerste Amsterdamse coffeeshop (hoewel het toen nog een theehuis heette). Het was dan nog wel illegaal om dit theehuis te runnen, maar dankzij het politieke klimaat besloot de overheid geen stappen te ondernemen.
Het succes van Mellow Yellow was zo overweldigend dat er meer coffeeshop verschenen. Zowel Rusland als The Bulldog openden hun deuren in 1975. Tegenwoordig is The Bulldog waarschijnlijk de drukst bezochte coffeeshop van Amsterdam. The Bulldog heeft ondermeer een filiaal in de hoerenbuurt waar ze hun trouwe klanten waanzinnige wiet aanbieden. Er werden huisregels ingevoerd waardoor de geluidoverlast beperkt blijft en de wietverkoop niet al te opvallend geschiedt. Zolang ze aan deze regels zouden voldoen liet de overheid ze met rust en konden de deuren geopend blijven.
In het jaar 1979 werd de Opiumwet herzien, waarin duidelijk gesteld werd dat er een verschil was tussen "substanties die een gezondheidsrisico voor personen zijn" (harddrugs) en "cannabisproducten" (softdrugs). De herziening bevestigde de richtlijnen die in 1969 van kracht werden. De drugsproblematiek valt sindsdien onder het Ministerie van Volksgezondheid. Inplaats van het strafbaar stellen van gebruikers werd de verslavingszorg een stuk belangrijker.
In de jaren '80 was er geen houden meer aan. In 1991 werd specifieke regulering voor coffeeshops opgesteld, die werden in 1994 effectief. Een kleine samenvatting van deze regelgeving: coffeeshops mogen geen harddrug verkopen of in de zaak hebben, minimale uithangborden en reclame zijn toegestaan, geluidsoverlast en zwerfvuil dienen beperkt te worden enz., geen verkoop aan minderjarigen, en 30 gram was het maximum per transactie.
Oorspronkelijk was het gedogen van de cannabisverkoop bedoeld om het heroïneprobleem, dat grote gezondheidsrisico's en andere narigheid veroorzaakte, terug te dringen. Het heroïneprobleem werd hierdoor enigszins beheersbaar. De overheid begon zich hierdoor meer te richten op de handel in cannabis. De overheid publiceerde in 1995 een officieel staatsbeleid getiteld "Continuïteit en Verandering". Dit beleid maakte nog steeds onderscheid tussen hard- en softdrugs, maar coffeeshops hadden niet langer dezelfde vrijheid als voorheen.
Nu er in de Nederlandse steden miljoenen euro's belastinggeld binnenstroomden via de coffeeshops, zou het verbieden en overbelasten van de coffeeshops kunnen leiden tot grote financiële moeilijkheden, en de "straatverkoop" weer doen opbloeien. Derhalve was de overheid terughoudend met het aanpakken van wiet. Om een tussenoplossing te vinden werd in 2012 door de overheid de "wietpas" geïntroduceerd die er voor moest zorgen dat alleen geregistreerde plaatselijke inwoners hun inkopen nog in de coffeeshops konden doen. Het spreekt voor zich dat de plaatselijke klanten hun namen niet in het systeem geregistreerd wilden hebben; ze wilden anoniem blijven. De wietpas werd vier jaar later in de meeste steden weer afgeschaft, behalve in Maastricht en een paar andere kleine steden.
Tegenwoordig kan iedereen weer gewoon naar een Amsterdamse coffeeshop gaan, en er wat puike wiet kopen. Nu cannabis een belangrijke bron van inkomsten is geworden voor de Nederlandse economie is het zeer waarschijnlijk dat de coffeeshops in de nabije toekomst wel open zullen blijven. Ganja hoort nu eenmaal bij de Amsterdam. Inzake de teelt en het transport bestaan nog geen reglementen, er moet derhalve nog een berg werk verzet worden om cannabis volledig legaal te maken. Alles gaat momenteel echter de goede kant op, daarom hopen we dat er binnenkort een hoop wiet zal bloeien langs de Amsterdamse grachten.