You have to add to cart at least 5 bottles or any program to make checkout.
Gepubliceerd: September 15, 2017
Categoriën:
Planten en Zaden
In veel gevallen zijn de verhalen die ons terugvoeren naar hun ware oorsprong wonderlijke avonturen van dappere ontdekkingsreizigers uit het verleden. De geschiedenis van Salvia is daar een fantastisch voorbeeld van.
Die is verweven met mysterieuze sprookjes van oude sjamanen, moderne ontdekkingsreizigers en zelfs enkele excentrieke theorieën en intriges, waarbij de wetenschappelijke koppen van Albert Hofman, Alexander Shulgin, Gordon Wasson en Jean B. Johnson betrokken waren. En wat betreft de gedocumenteerde geschiedenis, voert deze helemaal terug naar de jaren '30 van de vorige eeuw.
Antropologen, scheikundigen, psychiaters, botanisten, artsen en diverse andere wetenschappers zijn de meest afgelegen plekken op aarde gaan onderzoeken en verzamelden historische vertellingen, gegevens en proefmonsters, en brachten die mee naar de moderne wereld. Veel van hen participeerden in inheemse ceremonieën en deden hun best om hun onverklaarbare ervaringen te verwoorden.
De waarheid is echter dat er geen feitelijke ware geschiedenis van Salvia bestaat. Er is slechts onze hedendaagse verklaring ervoor, de wetenschap, en hoe de wijze waarop wij de mysteries verklaren. Salvia is een Zuid-Amerikaanse plant en lid van de lipbloemenfamilie, en werd uitvoerig gebruikt in talloze, gewestelijke culturen tijdens allerlei ceremonieën.
Het epicentrum draait rond de Azteekse Oaxaca-regio van Zuid-Mexico, thuisland van enkele van de oudste culturen die we kennen, zoals de Zapoteken, Mixteken, en natuurlijk de Azteken.
Het is bekend dat Salvia in veel andere gebieden werd gebruikt. Het is tevens bekend dat de exacte locaties en details over de kweek door de inheemse bevolking strikt geheim wordt gehouden. Maar waarschijnlijk boven alles, weten we dat Salvia zich vegetatief voortplant, en slechts bij grote uitzondering levensvatbare zaden produceert. Hierdoor ontstaan enkele fascinerende en tot nadenken stemmende theorieën.
Een van die theorieën is dat Salvia divinorum ofwel een gekweekte of gekruiste plant is. Als het een gekweekte plant zou zijn houdt dat in dat de oude mensheid al duizenden jaren geleden kennis had van voortplantingstechnieken (klonen).
En dat zij, oogst na oogst, de beste exemplaren bleven selecteren en gebruik maakten van rigoreuze kweekprocedures om de gewassen jaar in jaar uit te kunnen blijven behouden. Dit duidt er op dat ze honderden jaren lang genetische nakomelingen in stand hielden door genetische selectie en aanpassingen.
Dit noemt men antropogene planten, dat letterlijk betekent: door de mens gecreëerde planten. En daar draait het bij moderne landbouwkunde allemaal om. Een beetje te ver gezocht?
Een andere theorie is dat Salvia een toevallige kruising is. Een natuurlijke genetische mutatie die duizenden jaren geleden eenmalig plaatsvond. Het slaagde er in te overleven en produceerde extreem weinig levensvatbare zaden, die de elementaire logica der statistieken tartte.
Laten we dit een beetje verduidelijken. Hedendaagse Salvia producenten zijn soms in staat de plant te foppen zodat ze zaden gaat produceren, slechts 2% daarvan is levensvatbaar. Zaden die daadwerkelijk levensvatbaar zijn, zijn dat slechts voor enkele dagen, waardoor de levensvatbaarheid beneden de 1% daalt. Stel je nu eens voor dat je 5000 zaden kunt produceren.
Daarvan zijn er slechts 100 de eerste dagen levensvatbaar. Producenten melden dat ze na 22 jaar natuurlijke cultivering nog nooit één enkel zaadje in het wild hebben ontdekt. Technisch gezien zou Salvia zelf kunnen overleven, maar hoe groot is die kans?
De oude Azteken hebben bewijs achtergelaten van een plant die ze Pipiltzintzintli noemden. Er is een roerige discussie gaande of het hier werkelijk om Salvia divinorum gaat of niet.
Als dat zo is, voert het gebruik van Salvia ons terug naar de 13de eeuw. Het gedocumenteerde gebruik van deze plant door de Azteken vertoont een treffende gelijkenis met het gebruik van de hedendaagse sub-cultuur.
Tijdens de zomer van 1938 deed Jean B. Johnson onderzoek naar de cultuur van de Azteken, met name naar hun sjamanistische toepassingen. Van de Azteken wordt vermoed dat ze Salvia, paddo's, de zaden van de dagwinde en mogelijk andere narcotica gebruikten tijdens diverse soorten rituelen met verschillende doelen.
Voorbeelden van deze toepassingen zijn het opsporen van verloren voorwerpen of dieren, maar ook om de toekomst te voorspellen. Het is Johnson niet gelukt de plant wetenschappelijk te benoemen, en hij overleed kort na de 2de Wereldoorlog.
R. Gordon Wasson slaagde er begin 1961 in om betere exemplaren uit Mexico te verzamelen en ze vervolgens op te sturen naar 's werelds meest gezaghebbende autoriteit op het gebied van Salvia, Dr. Carl Epling, Professor Emeritus aan de Universiteit van Californië in Los Angeles. Ongelukkig genoeg, en tot grote frustratie van Wasson, waren er niet genoeg samples om de plant adequaat te beschrijven.
Het was pas in Oktober 1962 dat Wasson en Albert Hofmann (de ontdekker van LSD), erin slaagen - na een expeditie naar de Sierra Mazateca - levende exemplaren te verzamelen en die op te sturen naar Epling, die het voor elkaar kreeg de nieuwe soort te identificeren. Hij publiceerde een artikel in December 1962 waarin Salvia divinorum eindelijk werd beschreven.
Er wordt aangenomen dat Epling er in slaagde wat plantaardig materiaal te vermeerderen en zodoende het nakomelingschap in stand hield. Het is gedocumenteerd dat hij in 1963 enkele levende exemplaren van de pas ontdekte soort, die hij Salvia divinorum noemde, aan de botanische tuin van de UCLA schonk.
Men gaat er vanuit dat alle Salvia divinorum tot 1979 afkomstig was van dezelfde plant. Dit geslacht kreeg zelfs een naam, de Wasson-Hofman soort.
Nu is echter de ware aard aan het licht gebracht. Naar aanleiding van een analyse van de correspondentie tussen Epling en Wasson weten we nu dat de planten die in eerste instantie succesvol werden geïdentificeerd in Mexico waren gedroogd en samengedrukt, en niet werden vermeerderd door Wasson-Hofmann.
Het was de psychiater en ecoloog Sterling Brunell die de eerste levende exemplaren aan Epling leverde, die ze direct toevoegde aan de Botanische Tuin van de universiteit. Hij voegde de collectie in 1963 toe onder de naam "S. divinorum aanwinstnummer UCLA-63-104". Het was dezelfde Dr. Brunell die exemplaren stuurde naar Alexander Shulgin, toenmalig werknemer bij het bedrijf Dow Chemical in Walnut Creek.
Het is dus absoluut zeker dat de "Brunell" soort de eerste was die commercieël verkrijgbaar was voor het grote publiek, en met grote stelligheid de meest verspreidde soort die tegenwoordig gekweekt wordt.
Het was dankzij de gezamenlijke inspanningen van deze avontuurlijke wetenschappers en psychonauten, gecombineerd met de snelle opkomst van het internet dat Salvia divinorum wereldwijd bekend is geworden. Salvia divinorum kent veel mysteriën en geheimen, waarvan het grootste momenteel is hoe, waar en wanneer deze plant en de mens hun eerste gezamenlijke ervaring hadden.